Per 1 januari 2013 is een aantal verkeersregels veranderd. Hieronder vindt u de belangrijkste wijzigingen.
Vanaf 1 januari 2013 gaan de 25 regionale korpsen en het KLPD op in één landelijk politiekorps. De nieuwe politieorganisatie bestaat uit 10 grote regionale eenheden met elk een politiechef. Gerard Bouwman krijgt de leiding over de Nationale politie en daarmee over vijftigduizend politiemedewerkers in Nederland. Op deze afbeelding staat de oude en nieuwe indeling van de regionale eenheden van de nationale politie.
De politie hoopt door de reorganisatie efficiënter te kunnen werken. De huisvesting. inkoop van bijvoorbeeld dienstwapens en de personeelsadministratie worden voortaan centraal geregeld. Zo moeten ook de ICT-problemen waarmee de politie al jarenlang kampt, tot het verleden gaan behoren.
Ook de bureaucratie wordt aangepakt. Politieagenten moeten zich minder bezighouden met papierwerk en meer tijd op straat doorbrengen. Daarom wordt bijvoorbeeld de rittenadministratie voor politieauto's afgeschaft. Verder moet het voor burgers makkelijker worden om aangifte te doen.
Deskundigen waarschuwen dat gemeenten meer gebruik gaan maken van hun eigen toezichthouders, omdat burgemeesters minder te zeggen krijgen over de politie.
Het kabinet-Rutte-Asscher is van plan om de nationale politie per jaar € 105 miljoen extra te geven. Op donderdag 3 januari 2013 wordt Gerard Bouman, door de minister van Veiligheid en Justitie Ivo Opstelten beëdigd in de Ridderzaal in Den Haag.
Het besluit om de politiewet te wijzigen is al in 2011 genomen. De laatste wijzigingen betreffen de positie van de korpschef en die van de regioburgemeesters. Dit besluit is genomen op 20 december 2012. De wijziging zal op 1 januari 2013 inwerking treden.
Het Inrichtingsplan beschrijft de ambitie van de Nationale Politie, de inrichting en opbouw van het korps, de sturing en de organisatiestructuur van de korpsleiding, staf korpsleiding, regionale eenheden, landelijke eenheid en het politiedienstencentrum. Tevens gaat het plan in op medewerkerparticipatie en medezeggenschap. Het Inrichtingsplan is onderdeel van de kwartiermaker Nationale Politie en is in december 2012 vastgesteld door de minister van Veiligheid en Justitie.
De wegbeheerders hebben reeds verscheidene borden geplaatst om bestuurders te waarschuwen voor elektrische in- en uitschuifbare palen in de rijbaan, zogenaamde pollers. De vormgeving van die borden konden zij zelf kiezen. Met het oog op de eenduidigheid en herkenbaarheid is het waarschuwingsbord J39 “elektrische in- en uitschuifbare paal in rijbaan” aan het RVV 1990 toegevoegd.
Het wijzigingsbesluit hiertoe is genomen op 11 augustus 2012. Op 29 oktober 2012 is besloten dat deze wijziging van bijlage I uit de RVV 1990 op 1 januari 2013 inwerking treed.
De vormgeving van de pictogrammen van de bus (L3b) en de tram (L3c) zijn in overeenstemming gebracht met de vormgeving op andere RVV-borden en BABW-aanduidingen en tevens is een bord L3a met een gecombineerde tram-bushalte opgenomen.
In een besluit van 2 juli 2012 tot wijziging van het RVV 1990 heeft de minisiter geregeld dat per 1 januari 2013 het woord "stapvoets" in artikel 45 wordt vervangen door: 15 km per uur.
Vanaf 1 januari 2013 krijgen weggebruikers via hun routeplanners en navigatiesystemen sneller informatie over wegaanpassingen. Vanaf deze datum worden verkeersbesluiten elektronisch bekendgemaakt in de Staatscourant, overeenkomstig een besluit van 13 oktober 2012 tot wijziging van het BABW. Belangrijke wegaanpassingen, zoals een inrijverbod, kunnen zo sneller worden doorgevoerd door aanbieders van routeplanners en navigatiesystemen.
De 434 wegbeheerders in Nederland publiceren nu nog wijzigingen in weggegevens in tientallen verschillende lokale dag- en weekbladen. Het verzamelen en verwerken van de wijzigingen uit al die papieren bronnen is voor kaartenmakers een tijdrovende klus. Dit leidt tot onvolledige reisadviezen en ongemak voor weggebruikers.
Vanaf 1 januari worden alle wijzigingen in essentiële weggegevens digitaal, gestandaardiseerd en via één loket (Staatscourant.nl) beschikbaar gesteld. Hiermee kunnen weggegevens als een inrijverbod, aanpassing van snelheidslimieten of invoering van een milieuzone sneller worden doorgevoerd door kaartenmakers. Zo wordt bijvoorbeeld voorkomen dat vrachtwagens door milieuzones worden genavigeerd.
De elektronische publicatie scheelt wegbeheerders rond de 1 miljoen euro aan publicatiekosten per jaar. Ook maken de wijzigingen nieuwe diensten aan burgers mogelijk. Denk bijvoorbeeld aan een attenderingsservice voor (ontwerp)verkeersbesluiten in de eigen regio.
Op 1 januari 2013 treedt o.a. de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving in werking (Stb. 2012, nr. 462). Als gevolg daarvan zijn diverse regelingen gewijzigd. Hieronder vindt u een opsomming die relevant is voor het veilig werken aan de weg met tijdelijke verkeersmaatregelen:
Wijziging van de Arbeidsomstandighedenregeling en de Aanwijzingsregeling toezichthoudende ambtenaren en ambtenaren met specifieke uitvoeringstaken op grond van SZW wetgeving Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 27 november, 2012-0000046217, tot wijziging van de Arbeidsomstandighedenregeling en de Aanwijzingsregeling toezichthoudende ambtenaren en ambtenaren met specifieke uitvoeringstaken op grond van SZW wetgeving Inwerkingtreding: 1 januari 2013. Bron: Staatscourant 2012, 24958
Regeling aanscherping handhaving en sanctiebeleid Arbeidstijdenwetgeving Met deze regeling wordt een grens vastgesteld voor het op te leggen boetebedrag, waar beneden geen waarschuwing in verband met een overtreding wordt gegeven of geen bevel tot stillegging zal worden opgelegd. Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 27 november 2012, G&VW/AA/2012/16954, tot vaststelling van de Regeling aanscherping handhaving en sanctiebeleid Arbeidstijdenwetgeving. Inwerkingtreding: 1 januari 2013. Bron: Staatscourant 2012, 24963
Beleidsregel preventieve stillegging arbeidswetten Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 4 december 2012, AV/AR/2012/173372012-0000048826, tot vaststelling van de beleidsregel preventieve stillegging in het kader van de bestuursrechtelijke handhaving van de arbeidswetten Inwerkingtreding: 1 januari 2013. Bron: Staatscourant 2012, 25533
Beleidsregel boeteoplegging arbeidsomstandighedenwetgeving Eén van de doelstellingen van de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW Wetgeving is om overtredingen door bedrijven van de arbeidswetten streng(er) aan te pakken.
Het niet naleven van bepalingen uit de Arbeidsomstandighedenwet en -regelgeving kan leiden tot het opleggen van een bestuurlijke boete. De beleidsregel boeteoplegging arbeidsomstandighedenwetgeving bevat nadere voorschriften over de wijze waarop de boete wordt berekend. Bij deze beleidsregel behoort een bijlage, de tarieflijst bestuurlijke boete Arbeidsomstandighedenwetgeving. Een belangrijke aanpassing daarbij is een forse verhoging van de boetenormbedragen die voor een overtreding kunnen worden opgelegd. Daarbij is voor de arbeidswetten gekozen voor een systeem, waarbij de boete bij recidive wordt verdubbeld (en bij ernstige overtredingen verdrievoudigd) en bij herhaalde recidive wordt verdrievoudigd.
Met de aanscherping van het handhavings- en sanctiebeleid maakt de regering duidelijk dat er in ons land geen plaats is voor bedrijven die de wettelijke normen inzake arbeidsomstandigheden en arbeidsverhoudingen niet na willen leven. De regering gaat ervan uit, dat van dit aangescherpte handhavings- en sanctiebeleid een sterke preventieve werking uitgaat; werkgevers zullen niet langer het risico willen nemen dat zij als gevolg van het niet naleven van de arbeidswetgeving een hoge boete opgelegd krijgen, waarbij zelfs niet is uitgesloten dat het bedrijf als gevolg van deze boete zijn activiteiten moet stilleggen.
Bij deze herziening van de beleidsregel zijn de tien tot 1 januari 2013 bestaande boetecategorieën (te weten € 90, € 270, € 450, € 540, € 900, € 1.350, € 1.800, € 2.700, € 3.600 en € 4.500) terug gebracht tot zeven categorieën, met meer logisch oplopende bedragen, te weten: € 340, € 750, € 1.500, € 3.000, € 4.500, € 9.000 en € 13.500. De bestuurlijke boete die per boetebeschikking aan een werknemer kan worden opgelegd bedraagt maximaal € 450. De ondergrens van € 340 is gekozen in aansluiting op afdeling 5.4.2 en artikel 5:53 van de Algemene wet bestuursrecht. De bovengrens is geïntroduceerd voor de overtredingen die tot 1 januari 2013 strafrechtelijk werden afgedaan en is daarnaast voorbehouden voor bepaalde overtredingen, waardoor de boetehoogte meer in verhouding is tot het belang dat gehecht wordt aan naleving van deze verplichtingen.
In afwijking van onderdeel a is een afzonderlijke boetecategorie opgenomen voor het niet tijdig melden van arbeidsongevallen aan de Inspectie SZW, waarbij geen nader onderzoek meer mogelijk is naar de toedracht van het arbeidsongeval en dus niet kan worden nagegaan of een overtreding van de Arbeidsomstandighedenwetgeving aan het ongeval ten grondslag ligt. Voor 1 januari 2013 gold hiervoor een boetebedrag van € 4.500. Om dit effect te voorkomen is gekozen voor een boetenormbedrag dat hoger ligt dan het boetenormbedrag dat kan worden opgelegd voor een arbeidsongeval met dodelijk letsel. Dat boetenormbedrag is voor een bedrijf met meer dan 500 werknemers € 45.000.
Met dit besluit wordt de Beleidsregels Arbeidsomstandighedenwetgeving ingetrokken en wordt de ‘oude’ beleidsregel 33 Arbeidsomstandigheden opnieuw vastgesteld als Beleidsregel boeteoplegging arbeidsomstandighedenwetgeving. In deze Beleidsregel boeteoplegging arbeidsomstandighedenwetgeving zijn wijzigingen verwerkt die een gevolg zijn van de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving. Daarnaast heeft een vereenvoudiging plaatsgevonden. Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 27 november 2012, G&VW/AA/2012/16953, tot vaststelling van de Beleidsregel boeteoplegging arbeidsomstandighedenwetgeving Inwerkingtreding: 1 januari 2013. Bron: Staatscourant 2012, 24962
Beleidsregel boeteoplegging Brzo 1999 Het niet naleven van artikel 6 van de Arbeidsomstandighedenwet en het Brzo 1999 kan leiden tot het opleggen van een bestuurlijke boete. Bij overtredingen, die als overige overtredingen (OO) zijn aangegeven, zal bij eerste constatering van de overtreding waarvoor een bestuurlijke boete kan worden gegeven niet direct sprake zijn van een boeteoplegging, maar wordt eerst een waarschuwing gegeven of een eis gesteld. Bij overtredingen, die als overtreding met directe boete (ODB) zijn aangegeven, zal bij eerste constatering direct een bestuurlijke boete worden opgelegd. Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 december 2012, nr. G&VW/VW/2012/18053, tot vaststelling van de Beleidsregel boeteoplegging Besluit risico’s zware ongevallen 1999 arbeidsomstandighedenwetgeving Inwerkingtreding: 1 januari 2013. Bron: Staatscourant 2012, 26372
Beleidsregel boeteoplegging Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit In deze beleidsregel is nader invulling gegeven aan het beleid met betrekking tot de boeteoplegging binnen de kaders die de Arbeidstijdenwet en het Arbeidstijdenbesluit stellen. De Beleidsregels boeteoplegging Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit worden ingetrokken. Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 27 november 2012, G&VW/AA/2012/16952 tot vaststelling van de Beleidsregel boeteoplegging Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit 2013 Inwerkingtreding: 1 januari 2013. Bron: Staatscourant 2012, 24960
Wijziging Arbeidstijdenwet Wet van 22 november 2012 tot wijziging van de Arbeidstijdenwet in verband met de nadere aanduiding van enige begrippen uit deze wet en enige andere wijzigingen Toevoeging van twee nieuwe begrippen: arbeidstijd en rusttijd. Inwerkingtreding: 5-12-2012 Bron: Staatsblad 2012, 604
Vanaf 1 januari is het voeren van een CE-merk verplicht voor verkeersborden conform de NEN-EN 12899. CE-markering is een merkteken dat aangebracht is op producten die vallen onder de Europese “Nieuwe Aanpak Richtlijnen”. Met het teken geeft de fabrikant of de importeur aan dat het product voldoet aan alle de wettelijke eisen. Het CE keur moet op elk product zichtbaar zijn aangebracht volgens vaste richtlijnen qua uitvoering. Producten met een CE-markering hebben vrij toegang tot de gehele markt binnen de Europese Economische Ruimte (EER). Producten die niet in overeenstemming zijn met bijbehorende richtlijnen en geen CE-markering hebben, mogen niet binnen de EER verhandeld worden.
Waarom een CE normering?
Voor de wegbeheerder is het grote voordeel van de nieuwe CE-markering dat nu betrouwbare informatie beschikbaar is over retroreflectie, kleur en sterkte van het verkeersbord. De verkeersborden zijn voorzien van speciale stickers met informatie over de productiedatum en de technische levensduur. Ook voldoen alle borden nu aan strenge eisen omtrent stormbestendigheid. Met de CE-markering kan de wegbeheerder bovendien veel nauwkeuriger bepalen wanneer de verkeersborden in de gemeente of provincie toe zijn aan onderhoud of vervanging.
NEN-EN 12899
De productnorm NEN-EN 12899-1 is van toepassing op verkeersborden uit het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV 1990). De norm werd in 2007 gepubliceerd met als titel 'Vast opgestelde verticale verkeerstekens - Deel 1 'Verkeersborden'. Producenten kunnen op basis van deze norm hun verkeersborden CE-markeren.
Onafhankelijke controle
Voor het verkrijgen van een CE-label dient een groot aantal testen op producten te worden uitgevoerd. De producten van bordenfabrikanten worden daartoe door een onafhankelijke certificatie-instelling periodiek gecontroleerd op een veelheid van kenmerken, waaronder constructie (sterkte, windbelasting etc.) en veroudering.
Volgens de nieuwe richtlijn is er een aantal dingen veranderd.
Zo hoeven personen met alleen het rijbewijs B sinds 2013 bij het berijden van een BE-combinatie niet meer naar het ledig gewicht van het trekkend voertuig te kijken. Voorwaarde is wel dat de toegestane maximum massa van de combinatie onder de 3500 kg blijft en het trekkend voertuig de aanhangwagen inclusief lading op basis van het kentekenbewijs technisch mag trekken.
Als de toegestane maximum massa boven de 3500 kg uitkomt en onder de 4250 kg blijft moet de bestuurder naast het rijbewijs B nog een aparte toets of examen afleggen voor het nieuwe zogenaamde B+ rijbewijs.
Bestuurders die in 2013 of later hun E achter het rijbewijs B hebben gehaald mogen geen aanhangwagen trekken die een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg heeft. Voor een aanhangwagen boven de 3500 kg moet de E achter het rijbewijs C1 worden behaald.